18e zondag door het jaar
1 augustus 2021
Exodus 16, 2-4, 12-15
Psalm 78, 3 en 4ab, 23-24, 25 en 54
Efeziërs 4, 17, 20-24
Matteüs 4, 4b
Johannes 6, 24-35
Een voedende God. Dat is het beeld dat vorige zondag naar voren kwam. Het evangelievers van de achttiende zondag wil er geen misverstand over laten bestaan: dit gaat niet over calorieën. ‘Niet van brood alleen leeft de mens maar van ieder woord dat uit de mond van God voortkomt,’ klinkt voor de evangelielezing. Dit citaat uit Matteüs brengt ons terug naar de context van de bekoringen. De evangelist beschrijft het verblijf van Jezus in de woestijn als een proefperiode waarin duidelijk moet worden of Hij in staat is duivelse verlangens ondergeschikt te maken aan de wil van God. Zal de honger van de maag de honger naar God doen vergeten? Jezus slaagt met vlag en wimpel omdat Hij het woord van God prioriteit geeft. Hij citeert de uitspraak van Mozes in het boek Deuteronomium.
Een gelijkaardig beproeving ligt aan de basis van de lezing uit het boek Exodus. Het volk Israël zal in de woestijn moeten tonen dat het zich helemaal toevertrouwt aan de reddende kracht van God. De mislukking is schrijnend. ‘Heel de gemeenschap van de Israëlieten begon te morren’, staat er. Gemor is in de Bijbel een ander woord voor ongeloof in God. Het volk wil zich niet meer toevertrouwen aan de God die hen heeft weggeleid uit Egypte. Ze willen terug, ze willen van God af. De honger van de maag doet de honger naar de ware, reddende God uit het oog verliezen. Het manna is Gods antwoord op deze motie van wantrouwen. God komt tegemoet aan de vleselijke behoefte van zijn volk. ‘Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord’, zegt God en toont daarmee zijn grote vermogen tot geduld wat het geloofsproces van Israël betreft. Psalm 78 bezingt deze daad van barmhartigheid. ‘De Heer gaf hun brood uit de hemel,’ luidt het keervers van ons antwoord op de eerste lezing. De psalm bevestigt dat het hier over een voorlopige regeling gaat, bedoeld om Israël de tijd te geven om de geloofsweg af te leggen. ‘Hij schonk hun genoeg voor de reis. Zo leidde Hij hen naar zijn heilig land’, zegt de laatste strofe van de antwoordpsalm.
In de tweede lezing ontdekken we wat onderweg naar het heilige land moet gebeuren. In de Efeziërsbrief zegt Paulus het ronduit: Je moet nieuwe mensen worden. De levenswandel van de ‘oude mens’ gaat kapot aan zijn bedrieglijke begeerten. In de beeldspraak van deze zondag mag je de honger van de maag als zo’n begeerte lezen. Het ligt echter voor de hand dat ook andere begeerten zo’n destructieve kracht hebben. In het relaas over de bekoringen in de woestijn vinden we ook eerzucht en heerszucht. De brieven van Paulus confronteren ons met ongebreidelde seksuele driften en met zelfgenoegzaamheid. Dit alles zit in ons en probeert ons te verhinderen het beloofde land te bereiken. Het zijn de vleespotten van Egypte. Die moet je afleggen, schrijft Paulus, en dan gebruikt hij een complexe zinswending die in ons lectionarium vertaald is als ‘en dat geheel uw denken zich moet vernieuwen’. Letterlijk staat er in het Grieks: ‘en vernieuwd te worden wat de geest van jullie denken betreft.’ De fundamentele bestaansrichting is hier aan de orde. Paulus benadrukt dat een spirituele transformatie nodig is om tot je ware zelf te komen: de mens geschapen naar Gods beeld in ware gerechtigheid en heiligheid.
Deze complexe thematiek speelt mee als Jezus na de zogenaamde broodvermenigvuldiging in gesprek gaat met de mensen die Hem gevolgd zijn. In hun ijver herkent Hij de drijfveren van het volk in de woestijn. Het is hen om de honger van de maag te doen. Jezus wil hen een andere richting opsturen. Hij wil een spirituele transformatie teweeg brengen. ‘Werkt niet voor het voedsel dat vergaat maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwigen leven.’ Merk op dat Hij hen niet aanspreekt over abstracte ideeën of rationele overtuigingen. Het gaat Hem over hun werk, hetgeen waarvoor ze zich in de praktijk inzetten.
Dit is een cruciaal punt in de retraiteperiode die het leesrooster ons aanreikt in de grote vakantie van het B-jaar. Hier moeten we kleur bekennen. Kijkend naar ons eigen leven, naar de keuzes die we de laatste tijd gemaakt hebben, hebben we gewerkt voor het voedsel dat vergaat of voor het voedsel dat Jezus te bieden heeft? Waarin hebben we tijd en energie gestoken? Mag Jezus ons vandaag spiritueel transformeren?
De respons van de mensen aan het meer is interessant. ‘Welke werken moeten wij voor God verrichten?’ Geloven in Mij, zegt Jezus, Ik ben namelijk geen nieuwe leverancier van manna. Ik ben geen krachtvoer voor onderweg. Ik ben het eindpunt van de reis. ‘Ik ben het brood des levens.’
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be