De Schatkamer

Eerste zondag van de advent



Jesaja 63,16b-17,19b;64,2b-7

Psalm 80, 2ac en 3bc, 15-16, 18-19

1 Korintiërs 1,3-9

Psalm 85,8

Marcus 13,33-37



In de kerkelijke zangbundel Zingt Jubilate vind je bij de adventsliederen drie beurtzangen op muziek van Bernard Huijbers. De teksten zijn gebaseerd op de bundel Vijftig psalmen. Het gaat om Naar U gaat mijn verlangen I, Naar U gaat mijn verlangen II en Houd mij in leven. De drie gezangen zijn gebaseerd op psalm 25. Ze vertolken de basishouding van de adventsmens zoals die ons gepresenteerd wordt op de eerste zondag van het B-jaar. Waar verlang jij ten diepste naar? Waarop is jouw leven afgestemd? 

De Bijbelse lezingen antwoorden eensgezind en duidelijk. God is het finale richtpunt van de gelovige mens. De allereerste woorden die in dit nieuwe kerkelijke jaar als lezing klinken zijn: ‘Gij, Heer’. De adventsmens richt zich tot God en schreeuwt met Jesaja uit: ‘Scheur toch de hemel open en daal af.’ De adventsmens ziet, zoals Paulus het zegt, vol verwachting uit naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus. De adventsmens voldoet aan de oproep van Jezus om waakzaam te zijn, klaar om de Heer te ontvangen. Niet alleen in het B-jaar dat deze zondag begint, maar ook in het A- en C-jaar wordt deze houding vertolkt door een citaat uit psalm 85 dat als vers voor het evangelie klinkt: ‘Toon ons, Heer, uw barmhartigheid en schenk ons uw heil’. Vorig jaar schreven we over dit vers al het volgende bij de eerste adventszondag: 

‘Zo plaatsen we ons voor onze God bij het begin van het nieuwe kerkelijke jaar. Biddend. Smekend. Uitkijkend. We vertrouwen erop dat onze God iets te bieden heeft: barmhartigheid en heil. De eerste term heeft met liefde te maken. Aan God schrijven we overvloedige liefde toe die zachte welwillendheid in zich draagt. Deze liefde willen we zien. De tweede term kan in de Hebreeuwse grondtekst ook verstaan worden als redding. Het woord roept het welzijn op dat ontstaat uit volledige bevrijding. Dit woord is ook de basis van de naam Jezus. ‘God redt’, mogen we zijn naam vertalen. We bidden om geluk en verlossing. We bidden om Jezus. Hem willen we ontvangen.’ 

De advent is zwanger van dit verlangen en is daarom een periode van blij uitkijken. Tegelijkertijd maken de lezingen van de eerste zondag duidelijk dat het allemaal niet zo vanzelfsprekend is. Merk jij ook de dreigende toon in de woorden van Jezus in het Marcusevangelie? We moeten op onze hoede zijn, zegt Hij. Dat betekent dat er een gevaar achter de hoek schuilt. Als Jezus zegt:  ‘Laat hij u dan niet slapend vinden,’ stel ik mij voor dat dit op bezwerende toon en met trillende stem is uitgesproken. Zou er een koude rilling door de leerlingen zijn gegaan toen ze dit hoorden? 

Het kan foutlopen. Lees het laatste deel van de eerste lezing. Jesaja beschrijft hoe de toorn van God de mensen treft die volharden in het kwaad. Mensen die er niet aan denken Gods naam aan te roepen of hun vertrouwen op Hem te stellen. Merk op dat Jesaja naar die mensen verwijst in de eerste persoon meervoud. Wij zijn afgedwaald van de wegen die we moesten gaan. Het gevolg is dat onze relatie met de Heer van alle leven stukgemaakt is. Dat God zijn aangezicht van ons heeft afgewend. De smeekbede aan God om de hemel open te scheuren is een vraag om herstel. ‘Keer U weer tot ons’! Daarom antwoorden wij op deze profetie met het prachtige keervers uit psalm 80: ‘God, richt ons weer op en wij zullen gered zijn.’ Wij nemen de positie in van het volk dat God is kwijtgeraakt en dat verlangt naar verzoening. ‘Nooit meer zullen wij U verlaten;’ zegt de psalm, ‘bewaart Gij ons leven, dan prijzen wij U.’ 

Paulus verkondigt in al zijn geschriften dat Jezus Christus de sleutel is tot deze verzoening. Zo ook bij het begin van de eerste Korintiërsbrief. Dit is wat Paulus bedoelt met ‘Gods genade die u in Christus Jezus is gegeven’. Hij leert de christenen dat ze in Christus een buitengewoon geschenk hebben ontvangen: woord en kennis. Dat dit geschenk hen doet uitkijken naar een tweede komst van Christus. En dat die verwachting hen de kracht zal geven om stand te houden in moeilijke tijden. 

Paulus spreekt over ons. Ons leven beweegt zich tussen de Christus die zich aan ons geschonken heeft in het verleden en dezelfde Christus naar wie we mogen uitkijken. De advent is een periode waarin we ons oefenen in dat verlangen. ‘Naar U gaat mijn verlangen, Heer,’ zingen we, ‘Richt mij, Gij zijt de God die mij redt en op U wacht ik een leven lang.’ 

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be