Jesaja 56, 1, 6-7
Psalm 67, 2-3, 5-6 en 8
Romeinen 11, 13-15, 29-32
Matteüs 4, 23
Matteüs 21-28
Vorige week bracht Paulus ons op het spoor van de realiteit dat niet iedereen zich toevertrouwt aan Gods reddende kracht in Jezus. We hebben stilgestaan bij de pijn die dit veroorzaakt, zowel bij Paulus toen als bij geëngageerde christenen vandaag. Deze zondag gaan we verder in op deze kwestie. Betekent de Blijde Boodschap redding voor een afgebakende groep of voor iedereen?
Zowel het evangelie als de lezing uit de brief van Paulus hebben als startpunt dat de Blijde Boodschap in eerste instantie niet voor iedereen lijkt. Merkwaardig genoeg vertrekken deze twee teksten vervolgens van een tegenovergestelde realiteit. In Jezus’ tijd lijkt de Blijde Boodschap uitsluitend gericht tot het volk Israël. Jezus was een Jood die de Joodse godsdienst tot in zijn diepste kern beleefde. Het opzet van zijn zending was door en door Joods en dus gericht tot het volk Israël. In Paulus’ tijd verspreidt het christendom zich onder niet-Joodse mensen. Het Joodse establishment profileert zich eerder als tegenstander. Waar in eerste instantie de Blijde Boodschap voorbehouden lijkt aan het volk Israël, wijzen precies de nakomelingen van Jakob als enigen Gods reddende handelen in Jezus af.
Dit is de zondag van het grote verlangen naar de doorbreking van deze grens, in welke richting dan ook. ‘Geef dat alle volken U eren, o God’, luidt het keervers van de antwoordpsalm. Psalm 67 is een bede om Gods genade en zegen. In de eerste twee regels van de gekozen strofe zijn wij de ontvanger: ‘God zij ons genadig en zegene ons’. Vanaf regel drie wordt duidelijk dat de ‘wij’ in kwestie geen grenzen kent. Verschillende termen worden gebruikt om universaliteit op te roepen: ‘op aarde’, ‘alle landen’, ‘alle naties’, ‘de volken’, ‘alles op aarde’, ‘de volken’, ‘alle volken’ en ‘heel de aarde’. De basis voor dit verlangen vinden we in Gods belofte bij de profeet Jesaja. Gods heil en gerechtigheid worden niet voorbehouden aan het uitverkozen volk Israël. Ook vreemdelingen kunnen zich aansluiten. Ze worden deelgenoot van het verbond dat God heeft gesloten met zijn volk op de berg Sinaï. De profetie van Jesaja maakt duidelijk dat God hen welkom zal heten op een andere berg: de berg Sion waar God zijn huis heeft gebouwd om er zijn volk nabij te zijn. Zo krijgt de tempel een universeel karakter. ‘Mijn huis zal worden genoemd een huis van gebed voor alle volken’, zegt God. De tekst uit de Romeinenbrief en de perikoop uit Matteüs reiken elk een element aan dat in deze ontwikkeling noodzakelijk is.
Paulus legt de nadruk op Gods barmhartigheid zelfs als Hij vaststelt dat Israël op dit moment vijandig staat tegenover het evangelie. De lezing uit de Romeinenbrief spreekt in dat verband verschillende malen over ongehoorzaamheid. Het Griekse woord suggereert de bewuste keuze om niet overtuigd te worden. Denk aan de lezingen van vorige zondag. De roep horen om een exodus te doen en toch binnenblijven. De opdracht ontvangen om staande te blijven en toch bij de pakken neerzitten. Wegzinken in de chaos van het menselijke leven en Jezus toch niet smeken om zijn redding. Deze onwil om God een bepalende rol te laten spelen, is vandaag wijdverspreid. Niet alleen bij mensen die de Kerk de rug hebben toegekeerd. Ook binnen onze gemeenschappen bestaat deze praktijk. Als we eerlijk zijn, bedreigt deze neiging zelfs ons eigen hart. Vorige week hoorden we hoezeer Paulus leed onder deze situatie. Vandaag klinkt onverwoestbare hoop door in zijn brief. Gods barmhartigheid is sterker!
Maar dat is niet de enige kracht aan het werk op de weg naar universele redding. Zelfs Jezus lijkt oorspronkelijk niet door te hebben dat er nog een andere manier is: groot geloof. Terwijl Jezus vorige week Petrus ‘kleingelovige’ – of beter nog: ‘weinig-gelovige’ – noemde, vindt Hij vandaag het tegenovergestelde op een plaats waar Hij het niet verwacht had. De heidense vrouw toont een groot geloof. Krachtig roept zij om Gods barmhartigheid. Ze gebruikt daarbij hetzelfde Griekse woord als dat waarmee de tweede lezing eindigt. Ze smeekt om ontferming. De reacties zijn echter niet bemoedigend. Eerst zwijgt Jezus. Dan pleiten de leerlingen tegen haar. En vervolgens geeft Jezus tot twee keer toe een argument waarom Hij haar niet helpt. Maar de Kananeese vrouw houdt niet af. Zoals Elia is zij uit haar grot gekomen om voor de Heer te staan en ze heeft ervoor gekozen staande te blijven. Het resultaat is dat Jezus’ reddende kracht ook buiten Israël zijn werk doet: de dochter van de Kananeese is genezen. Op slag klinkt het citaat uit Matteüs 4, dat als evangelievers gekozen is, helemaal anders. ‘Jezus verkondigde de Blijde Boodschap van het Koninkrijk, en genas alle ziekten onder het volk’, kon je tot nu toe verstaan als goed nieuws voor het volk Israël alleen. Nu blijkt dat zijn genezende kracht breder werkt. Al wie zich met groot geloof aan Jezus toevertrouwt, zal gered worden. Denk aan de individuen en de groepen die door onze samenleving buitengesloten worden. Denk aan de voortdurende neiging, ook binnen de Kerk, om criteria te formuleren om te bepalen wie al dan niet in Gods familie thuishoort. In de ontmoeting met God is niemand ongeneeslijk ziek. Waar een groot menselijk geloof en een Goddelijke barmhartigheid elkaar ontmoeten, opent zich het visioen van een schepping die haar bestemming bereikt. ‘Laat alle naties van vreugde juichen omdat Gij de volken rechtvaardig regeert en alles op aarde bestuurt!’
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be