tweede zondag van de advent
5 december 2021
Baruch 5, 1-9
Psalm 126, 1-2ab, 2cd-3, 4-5, 6
Filippenzen 1, 3-6, 8-11
Lucas 3, 4 en 6
Lucas 3,1-6
‘Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht, en heel de mensheid zal Gods redding zien’. Het vers voor het evangelie zet een beweging in gang die omgekeerd is aan die van de eerste zondag. Toen plaatste het vers ons in een biddende houding tegenover God. Het was uitkijken naar zijn handelen. Nu horen we een profetische oproep. God kijkt uit naar ons handelen.
Johannes de Doper toont wat er moet gebeuren. De herinnering aan de woorden van Jesaja geeft de duiding. Johannes predikt het doopsel van bekering tot vergeving van zonden. God vraagt van zijn volk een omkering, een fundamentele verandering. De terugkeer van het volk Gods uit de ballingschap is daarvan het meest sprekende voorbeeld. De bevrijding uit Babylon is wat Jesaja aankondigde aan het volk toen hij sprak over de stem in de woestijn. De terugkeer naar het beloofde land is de uiterlijke vertaling van de innerlijke beweging van de bekering. God en mens zijn van elkaar gescheiden geraakt. De Heer biedt een hereniging aan. Zal het volk Hem ontvangen? De weg bereiden is een gekende handeling in de oudheid. Als een koning of een leger zich verplaatste, moest het traject klaargemaakt worden. Ruwe wegen effen. Kronkelpaden recht. De dalen gevuld en de heuvels geslecht. Wij kijken uit naar de komst van Gods barmhartige liefde en zijn bevrijdend heil. Welke obstakels staan in de weg? Welke ruwheden, kronkelingen, laagtes of hoogtes maken ons hart onbereikbaar? Wat bemoeilijkt Gods zegenrijke aanwezigheid in onze gemeenschappen, in onze samenleving? Blijkbaar was Johannes de Doper in staat om mensen scherp te confronteren met hun obstakels. Als een echte profeet brengt Johannes de Doper de mensen opnieuw bij de kern van het bestaan. Bekering en bevrijding van zonde maakt het mogelijk voluit te leven in relatie met God. Dat is de redding die voor de mensheid in zijn geheel bedoeld is, zei Jesaja al.
Voor de profeet Baruch is het bevrijde volk Israël een voorbeeld voor de hele wereld. Bekleed met Goddelijke schoonheid moet de Godsstad Jeruzalem het kleed van Gods gerechtigheid aantrekken en de schitterende kroon van de Eeuwige opzetten. Zo wil God zijn stad tonen aan de hele wereld. Zijn glorie wordt zichtbaar in haar want het volk keert majestueus terug uit de ballingschap. Als voor het leger van de keizer wordt de weg gebaand voor het volk dat nochtans in schande was afgevoerd. Het is God zelf die dit doet. Hij ‘leidt het jubelende Israël in zijn heerlijk licht’. Zou dit ook mogelijk zijn voor ons? Het evangelie spreekt over Gods redding voor heel de mensheid. Baruch profeteert over Gods luister overal op aarde. Wij mogen wel degelijk aanspraak maken op deze belofte. ‘Geweldig was het wat de Heer ons deed’, klinkt het keervers van de antwoordpsalm. Zoals God de ballingen terugbracht, zo mag Hij ook ons lot ten goede keren, bidden we met psalm 126.
Hoe worden wij dan bevrijd van de obstakels die Gods redding in de weg staan, moeten we ons afvragen. Het werk van de profeet is als dat van een schrijnwerker die het hout moet schaven, afschuren en polijsten. Paulus ziet de christenen als mensen in wie dit werk reeds gestart is. Bedoeling is dat we ongerept en onberispelijk voor de Heer zullen staan. We horen hem echter niet benoemen wat verwijderd moet worden of waartegen we moeten vechten. Niet de dalen, heuvels, ruwheden en kronkelingen bespreekt hij. Paulus beschrijft de gebaande weg: liefde, rijk aan inzicht en fijngevoeligheid. Zo kan je onderscheiden waar het op aankomt. Zo is God in ons aan het werk. ‘Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is, het zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus’.
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be