De Schatkamer

vierde zondag van de advent

19 december 2021



Micha 5, 1-4a

Psalm 80, 2ac en 3b, 15-16, 18-19

Hebreeën 10, 5-10

Lucas 1, 38

Lucas 1, 39-45







‘Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord’. Op de laatste zondag voor Kerstmis komt de zwangere Maria op het toneel. Het vers voor het evangelie is haar fiat op de aankondiging door Gods engel dat de kracht van de Heilige Geest over haar zal komen. In het dagelijkse Angelusgebed is dit het middelste deel van het drieluik waarin Gods menswording plaatsvindt. In het eerste deel ‘ontvangt Maria van de Heilige Geest’. God beweegt naar Maria toe en vervult haar. Het tweede deel is het Bijbelse antwoord van elke geroepene: ‘Hier ben ik’, betekent de onderliggende Hebreeuwse term. Maria opent zich voor Gods genade. Gods kracht gebruikt mensen niet als marionetten. Hij nodigt ze uit en wijst hen op weg. Het behoort tot de menselijke vrijheid om hier al dan niet op in te gaan. Maria’s ‘Ja!’ schept de ruimte voor de menswording: ‘En het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’, klinkt het derde deel van het traditionele Angelusgebed. Dat is voor binnen enkele dagen. De vierde adventszondag vertoeft eerst nog bij Maria en de blijde verwachting.

Twee zwangere vrouwen ontmoeten elkaar. Twee ongeboren kinderen ontmoeten elkaar. Als het kind in Elisabeths schoot opspringt, wordt zij vervuld met de Heilige Geest. Dit maakt dat zij haar nicht Maria met andere ogen ziet. Maria is ‘moeder van mijn Heer’ geworden. Maria’s identiteit is vanaf nu gerelateerd aan het kind dat ze in haar schoot draagt. Hierin schuilt een diepe waarheid over de relatie tussen God en zijn volk. Door het Bijbelse verbond wordt Israël het volk van God: het leidt zijn identiteit af van de God die zich met het volk verbindt. Maar dit werkt ook omgekeerd. God is de God van Israël. Hij waagt zich zodanig aan het volk dat zijn identiteit voor altijd verbonden is met de wederwaardigheden van de concrete mensen die zijn volk vormen. Een gelijkaardig proces komt hier tot stand. God en Maria hebben zich aan elkaar toevertrouwd. God heeft haar zijn woord gegeven. In het Johannesevangelie zou je deze zin met een extra hoofdletter schrijven: God heeft haar zijn Woord gegeven. Dit maakt Maria niet alleen tot ‘moeder van de Heer’ maar ook tot een gezegende en een zalige. De eerste term betekent in het Grieks ‘iemand over wie God goed gesproken heeft’. De tweede roept het beeld op van iemand die gegroeid is omdat Gods genade zich in haar heeft gerealiseerd. Dit laatste is alleen mogelijk als de persoon in kwestie deze beweging in geloof aanvaardt. ‘Zalig zij die geloofd heeft’, zegt Elisabeth. 

De eerste lezing uit de profeet Micha benadrukt dat Maria’s genadevolle staat geen individueel gebeuren is. Het verbond tussen God en zijn volk staat op het spel. ‘Uit u zal geboren worden hij die over Israël moet heersen’. Iets wat in het verleden fout is gelopen, zal op deze wijze hersteld worden. De Heer zal zijn volk niet langer overlaten aan hun lot. Een versplinterd volk zal weer samenkomen als het kind de macht in handen neemt. Zijn taak wordt het Gods volk te hoeden door de kracht van God en zijn majesteitelijke Naam. Veiligheid en vrede zullen het gevolg zijn. Hier blijkt dat wij vandaag met precies dezelfde verwachting uitkijken naar Gods reddende handelen. Zovelen verlangen hartstochtelijk naar veiligheid en vredevol samenleven. Deze belofte, aan Israël gedaan, lezen wij als een geschenk aan de hele mensheid. Dus bidden we met psalm 80 dat het ook aan ons mag gebeuren: ‘God, richt ons weer op en wij zullen gered zijn.’ Het kind waarover sprake in deze psalm, dat zijn wij. Het Godskind naar wie we uitkijken zal een zegen zijn voor al Gods kinderen op aarde. Het beschadigde verbond zal hersteld worden: ‘Nooit meer zullen wij U verlaten’. 

‘Hier ben ik’, antwoordt Maria aan de engel. ‘Hier ben Ik’, horen we ook Jezus zeggen in de tweede lezing. Het is alsof wij samen met Johannes de Doper contact maken met het kind in Maria’s schoot. Onderweg naar ons gaat Christus in op zijn roeping: ‘Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen’. De tekst aan de Hebreeën bekijkt dit vanuit het perspectief van de Christus die zijn leven aan het kruis heeft gegeven en nu zetelt aan de rechterhand van de Vader. Wij horen deze tekst vooruitkijkend naar zijn aanwezigheid onder ons. Hierin vinden wij onze heiliging, zegt de Hebreeëntekst. Ook wij mogen als gezegenden Gods goede Woord ontvangen. Ook in ons wil Gods genade zich realiseren opdat we zalig worden. Als Hij zich onder ons vestigt, zal Gods heiligheid onze diepste identiteit worden. Zeggen wij het mee met Maria: Hier ben ik! 

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be