Pinksteren
5 juni 2022
Op de vooravond:
Zoals op andere hoogfeesten is de liturgische viering van Pinksteren opgedeeld in stappen. Je hebt de vooravondviering en de viering van de dag zelf. De lezingen van de vooravond zijn een doorgedreven voorbereiding op de dienst van Pinksteren. Opvallend is dat het leesrooster vier teksten als mogelijke eerste lezing naar voor schuift. Elk van de vier brengt een tekst uit het Oude Testament in herinnering waarin een element van het komende feest voorkomt. De Babelse spraakverwarring geldt als tegenhanger voor het verstaan van de verkondiging ondanks de vele talen. De theofanie in het boek Exodus vindt plaats als een vuur dat neerdaalt. De profetie van Ezechiël smeekt de komst van de Geest af opdat het dode Israël weer tot leven zou komen. Joël plaatst de uitstorting van de Geest aan het einde van de tijden en benadrukt dat alle mensen hem zullen ontvangen. Welke tekst je ook kiest, het is duidelijk dat we ons nog in de houding van de leerlingen plaatsen zoals die beschreven werd op Hemelvaartsdag. Uitkijkend naar de kracht van Gods Geest, de hoop bewaren en eventuele dreiging verduren. Daarom mag het vers van de antwoordpsalm extra aandacht krijgen: ‘Zend uw Geest en maak uw schepping weer nieuw’. Het is deze hoop die Paulus krachtig verwoordt in het fragment uit de Romeinenbrief. Samen met de schepping kreunen wij zolang we de voltooiing van onze bestemming niet bereikt hebben. De Geest, waarvan we de eerstelingen hebben ontvangen, komt daarbij onze zwakheid te hulp. Dat geeft ons de kracht om het uit te houden, zo gaat onze verwachting gepaard met standvastigheid. Het evangelie draagt in zich de belofte waarop onze hoop gebaseerd is. Op de laatste dag van het Loofhuttenfeest, de viering van de oogst en de gedachtenis van Gods reddende aanwezigheid in de woestijn, vereenzelvigt Jezus zich met het bronwater dat in de tempel ritueel werd uitgegoten als beeld van Gods genade. Het water dat Hij ons te bieden heeft, is zijn Geest. Daar kijken we naar uit. Dus bidden we als vers voor het evangelie: ‘Kom, heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.’
De dag zelf
Handelingen 2,1-11
Psalm 104,1ab en 24ac.29bc-30.31 en 34
Romeinen 8,8-17
Johannes 14,15-16.23b-26
Als de dag van het joodse pinksterfeest aanbreekt, blijkt dat de leerlingen hun opdracht hebben vervuld. Ze zijn er allemaal. Ze hebben het uitgehouden. En wij met hen als wij samenkomen op de vijftigste dag na Pasen. Uit het niets breekt dan iets Goddelijks binnen. Met grootse beelden kondigt de tekst aan dat de belofte van God haar vervulling zal krijgen. Gedruis uit de hemel als van een hevige wind, iets dat op vuur gelijkt, het zijn kenmerken van een Godsopenbaring. Enigszins verrassend misschien dat – zoals bij Jezus’ hemelvaart – het eigenlijke gebeuren vervolgens zo sober verwoord wordt: ‘Zij werden allen vervuld van de heilige Geest.’ Het is gebeurd. Verschillende keren werd het de voorbije periode aangekondigd, de verwachting is gestaag gegroeid, op de vooravond van Pinksteren is er krachtig voor gebeden, in een regel is het volbracht. Welk effect heeft deze genade op de leerlingen? Zijn ze blij? Voelen ze zich bevrijd van angst? Zijn ze enthousiast en vurig? We krijgen het niet te horen. Het enige gevolg dat aandacht krijgt, is dat de leerlingen ‘begonnen te spreken in vreemde talen naargelang de Geest hun te vertolken gaf’. Vanaf dan verlegt de focus zich naar de mensen die getuige zijn van dit spreken. Vrome mannen uit alle volkeren onder de hemel horen de leerlingen en zijn buiten zichzelf omdat ze vol verwondering vaststellen dat ze, ieder in hun eigen taal, die Galileeërs horen spreken van Gods grote daden.
Misschien moeten ook wij ons niet in de eerste plaats spiegelen aan het Pinkstergebeuren zoals de leerlingen het beleefd hebben, maar aan degenen die het resultaat ervan vaststellen. Aan het einde van de vijftigdaagse periode van mystagogie zijn wij, die met Pasen gedoopt zijn of onze doopgeloften hernieuwd hebben, degenen die hebben horen spreken over Gods grote daden. We hebben geprobeerd de werkzaamheid van God in ons eigen leven te ontdekken. We hebben geprobeerd Hem te verstaan in onze eigen taal, in onze eigen context, vanuit onze ervaringen, vragen, twijfels en verwachtingen. Wij hebben ons verstand ingeschakeld maar ook ons hart. Vooral hebben we ons lichaam opengesteld. We hebben geluisterd en geantwoord, we hebben gebaren gesteld en zijn aangeraakt. De vrome mensen uit alle volkeren onder de hemel, dat zijn wij. Wij mochten getuige zijn van de buitengewone kracht van Gods Geest zoals die sinds Pinksteren aanwezig is in de Kerk. Cruciale vraag is: hebben we in onze eigen taal horen spreken over Gods grote daden? En zijn we daardoor buiten onszelf?
Wie de Geest van God ontmoet en binnenlaat, moet immers uit zichzelf kunnen stappen. ‘Uw bestaan wordt niet meer beheerst door de zelfgenoegzaamheid’, schrijft Paulus aan de Romeinen, ‘maar door de Geest omdat de Geest van God in u woont’. Zo word je een nieuwe mens: kind van God. Samen zijn wij de erfgenamen van God. Menselijke goederen interesseren ons niet meer omdat we uitkijken naar wat ons van Godswege toekomt: het lijden van Christus en zijn verheerlijking. Beide de vrucht van liefde. Zoals Christus zijn leven heeft gegeven uit liefde, zo vinden wij in die levengevende liefde onze diepste bestemming. Zoals Christus door die ultieme liefdesdaad in Gods heerlijkheid thuis is, zo ligt de zin van ons bestaan in Gods kostbare identiteit.
De Heilige Geest herinnert ons permanent aan deze geloofswaarheid. In die zin is Hij de helper. Op de zesde Paaszondag hoorden we Jezus hierover al spreken. We bedachten toen dat de Geest ageert als de advocaat van Jezus. In zijn afwezigheid laat de Geest Jezus’ boodschap klinken. Maar Hij is ook onze advocaat. Hij is het die onze ware identiteit kent en vertolkt, ook op momenten dat onze blik vertroebeld is. Het is de Geest die ons voortdurend terugbrengt bij de kern van de zaak: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.’
Dus bidden we opnieuw uit alle kracht met psalm 104: ‘Zend uw Geest en maak uw schepping weer nieuw,’ en smeken we nog eens in het vers voor het evangelie: ‘Kom, heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.’ Wie weet gebeurt het dan toch ook aan ons dat God zich toont in majesteit en ons zodanig vervult met Heilige Geest dat mensen door ons in aanraking komen met Gods grote daden.
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be