De Schatkamer

15e zondag door het jaar

10 juli 2022


Deuteronomium 30, 10-14

Psalm 69, 14 en 17, 30-31, 33-34, 36b en 37

Kolossenzen 1, 15-20

Johannes 6, 64b.69b

Lucas 10, 25-37





Het is een dubbelzinnig figuur, de schriftgeleerde die Jezus aanspreekt in het evangelie van deze zondag. Hij wil Jezus op de proef stellen. Zijn tweede vraag is dan ook gevaarlijk. Zal Jezus sluw genoeg zijn om Hem van antwoord te dienen? Tegelijk verwoordt de schriftgeleerde ook het zoeken van elke gelovige mens naar eeuwig leven. Zo opent hij een gesprek dat ons dichter bij de kern van ons bestaan zal brengen. 

Wat is dat: eeuwig leven? Onterecht plaatsen sommige christenen het eeuwig leven vanzelfsprekend na de dood. De onsterfelijke ziel, zo klinkt het dan, leeft oneindig voort. Aan de basis van deze idee vind je eerder Griekse beelden dan Bijbelse teksten. Het is volstrekt ondenkbaar dat de schriftgeleerde het hierover heeft als hij Jezus aanspreekt. Veeleer is de Bijbelse term ‘eeuwig leven’ een verwoording van het verlangen dat in elke mens leeft omtrent het leven hier op aarde. Wanneer is een mensenleven vervuld, bereikt het zijn volheid? Volwaardig, waardevol, zinvol, voltooid. De term ‘eeuwig’ wijst er dan op dat dit geen menselijke categorieën zijn. Het leven vindt zijn volheid in de context van het heilige, het situeert zich met andere woorden bij God. Welke aspecten van ons menselijk leven hebben eeuwigheidswaarde? Wat doet er uiteindelijk toe? 

Het evangelievers beklemtoont het opnieuw: het volle leven is te vinden in de woorden van Jezus: ‘Gij hebt woorden van eeuwig leven’. Zo richten we ons dus met de schriftgeleerde tot Jezus. Opnieuw zijn aller ogen gespannen op Hem gericht als wij de hamvraag aan Jezus voorleggen: ‘Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ 

Jezus beantwoordt de vraag met een vraag. Hij gaat ervan uit dat iemand die de Schrift kent, ook het antwoord kent. Uiteraard spreekt Jezus dan niet over onze Bijbel maar over het Oude Testament. Meer bepaald bedoelt Hij de wet, de eerste vijf boeken van onze Bijbel. Deuteronomium benadrukt dat het woord niet veraf is. Je moet het allemaal niet te ver gaan zoeken. Wie op zoek gaat naar God en zijn woorden van eeuwig leven, moet geen ontdekkingsreis aanvatten. Niet naar de hemel, niet naar overzeese gebieden. Onze God heeft zich geopenbaard in de geschiedenis van het volk Israël. Hij heeft zichzelf laten kennen. Je kent het antwoord al, beste schriftgeleerde! De enige menselijke handeling met eeuwigheidswaarde is de liefde. God beminnen en de naaste als jezelf. Mozes en Jezus zijn kordaat: ‘Gij kunt het volbrengen’ en ‘Doe dat en ge zult leven’. 

Het mag ondertussen niet verrassen dat het Lucasevangelie deze liefde vertaalt in barmhartigheid. Op een sluwe manier brengt Jezus de schriftgeleerde bij het antwoord op zijn tweede vraag: ‘Wie is de naaste?’ Jezus weet immers dat hierover discussie kan bestaan. Volstaat het dat ik liefde betoon aan de kleine kring van mensen met wie ik het concrete bestaan deel? Mijn familie, mijn vrienden, de mensen die mijn levensvisie en waarden delen? Is er met andere woorden een cordon sanitair dat mensen ook kan uitsluiten van mijn liefde? Zulk een cordon bestond in Jezus’ tijd rond de Samaritanen. Die moest je beschouwen als onrein. Die moest je vermijden. Die mocht je niet liefhebben. Mogelijk worstelde de schriftgeleerde met de vraag of hij een Samaritaan langs de kant van de weg mocht verzorgen. Moest hij er niet eerder in een boog om heen gaan? Dus draait Jezus de zaak om. De naaste is degene die barmhartigheid toont. Plots doet het er niet meer toe wat zijn achtergrond is, zijn religie, zijn sociale of rituele status. De mens die zich verhoudt tot een andere mens, dat is de naaste. ‘Ga en doe evenzo’, betekent: Word naaste van elke mens die zorg nodig heeft. Dat is de liefde die Lucas barmhartigheid noemt. Dat is de liefde die de mens op een hoger niveau tilt, die de aardse mens tot hemelse maakt. Wees barmhartig zoals de Vader barmhartig is. Het is in deze zin dat Jezus het beeld van de onzichtbare God is. Hij is de eerstgeborene van de schepping omdat de nieuwe schepping in Hem realiteit is. Gods barmhartigheid wordt in Hem namelijk zozeer vlees en bloed dat we Hem de laatste Adam mogen noemen. Dit is de mens in zijn volheid. Hier is het leven zoals het bedoeld is. Hij heeft eeuwigheidswaarde. ‘In Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid’, zegt de brief aan de christenen van Kolosse. Zo worden hemel en aarde met elkaar verzoend en worden wij erfgenamen van het eeuwig leven. 

Met dank aan de schriftgeleerde die woorden gaf aan ons zoeken. Niet dat hiermee de queeste ten einde is. ‘Gij, nederigen van hart, zoekt de Heer’, zegt het keervers van de psalm. Niet om God op de proef te stellen, maar om dichter bij Hem te komen, blijven we zoeken. Uiteindelijk is het immers zijn liefde die ons zal redden: ‘Verhoor mij, Heer, want mild is uw zegen, sta mij met heel uw barmhartigheid bij.’       


kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be