29e zondag door het jaar
16 oktober 2022
Exodus 17, 8-13
Psalm 121, 1-2, 3-4, 5-6, 7-8
2 Timotheüs 3, 14 - 4,2
Hebreeën 4, 12
Lucas 18, 1-8
De 17de zondag handelde al over het gebed. In de geest van het kindschap zagen we de gelovige zich onbeschaamd tot God richten als tot een Vader. Jezus roept nu zijn leerlingen op dit permanent te doen en ‘daarin niet te versagen’. Hij gebruikt daarvoor een gelijkaardig beeld als zeven hoofdstukken vroeger in het evangelie. Toen sprak hij over drie broden die iemand aan een vriend geeft om van zijn gebedel verlost te zijn. Nu introduceert hij de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter die een weduwe recht verschaft ‘om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.’
In vergelijking met de 17de zondag ligt de nadruk vandaag niet op de inhoud van het gebed maar op de biddende houding die voortkomt uit het vertrouwen dat God ‘spoedig recht [zal] verschaffen.’ Jezus stelt in vraag of zijn volgelingen in dat vertrouwen leven. ‘Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?’
De gelovige leeft met de handen naar God geheven zoals Mozes in de strijd tegen Amalek. Deze naam verwijst niet naar een historisch personage maar naar een volk dat Israël bedreigt en aanvalt. Zowel voor de intocht in het Beloofde Land als erna is Amalek de oer-tegenstander die de heilsgeschiedenis in de weg staat. De eerste lezing presenteert ons dus niet het relaas van een veldslag maar de strijd die zich in het hart afspeelt van de mensen die zich geroepen weten om met God op weg te gaan. Welke zijn de machten en krachten die vandaag onze heilsgeschiedenis bedreigen en aanvallen? Belangrijker nog is de vraag: hoe kan je deze machten en krachten overwinnen? ‘Zolang Mozes zijn armen opgeheven hield, waren de Israëlieten aan de winnende hand.’ Je moet het eens proberen, je handen lange tijd opgeheven houden. Het is een zware fysieke opdracht. Het permanent gericht staan op God is niet minder uitdagend. Het vergt een enorme inspanning. Je hebt volharding nodig, verkondigde Paulus vorige week. De lezing uit Exodus geeft aan dat het zelfs onmogelijk is om deze opdracht op je eentje te volbrengen. ‘Tenslotte werden Mozes’ armen moe [en] Aäron en Chur ondersteunden zijn armen, elk aan een kant.’ Enkel zo kan Mozes de juiste houding aanhouden om Amalek te verslaan.
Een ander beeld van dezelfde houding vind je in de antwoordpsalm. ‘Omhoog naar de bergen richt ik mijn ogen’. Hier zijn het niet de armen maar de ogen die zich richten op God om hulp te ontvangen. ‘Mijn hulp zal komen van God de Heer.’ Psalm 121 is de tweede van de opgangspsalmen. Vijftien achtereenvolgende gebedsliederen beschrijven de pelgrimstocht naar Jeruzalem. Het startpunt van deze tocht is de ballingschap. De scheiding tussen God en volk lijkt onoverkomelijk. Toch leeft ook daar een dynamiek van verlangen, van hoop en van belofte. Is God in slaap gevallen en heeft Hij ons daarom uit het oog verloren? ‘Hij slaapt niet, die waakt over u,’ zegt de psalm, ‘Hij sluimert niet en Hij slaapt niet, die over Israël waakt.’ Laat God ons dan over aan ons lot? ‘De Heer is het die u behoedt, Hij staat als een wacht aan uw zijde. Bij dag zal de zon u niet deren, bij nacht doet de maan u geen kwaad.’ Dit vertrouwen kan alleen tot leven komen bij iemand wiens blik niet terneergeslagen is. Je moet je uitrekken naar God, steeds en onversaagd. ‘Blijf bij de leer die gij gelovig hebt aanvaard’, insisteert Paulus. Hij ziet de heilige geschriften en de mensen die daarin onderrichten als de noodzakelijke ondersteuning om de armen van de christenen omhoog te houden. In het Woord van God vindt de gelovige de wijsheid die tot heil leidt. De term ‘wijsheid’ heeft in Bijbelse tijden een praktische invulling. Wijs is de mens die de kunst van het leven heeft verworven. Wijsheid toont zich in goede keuzes en juiste prioriteiten, in gepaste handelingen en in levensgeluk. ‘Elk door God geïnspireerd geschrift dient ook om (…) de mensen op te voeden (…) zodat de man Gods voor zijn taak berekend is en toegerust voor elk goed werk’.
Het evangelievers bevestigt de centrale rol van de Schrift: ‘Het woord van God is levend en krachtig. Het ontleedt de bedoelingen en de gedachten van de mens.’ Dit citaat uit de Hebreeënbrief roept de zogenaamde onderscheiding der geesten op. Gods woord brengt haarscherp in het vizier wat de diepste drijfveer en de uiteindelijke richting van je leven is. Jezus drukt zijn leerlingen op het hart dat de biddende gerichtheid op God de basis moet zijn. Voor de mens op zoek naar eeuwig leven, is dat de sleutel. Houd de ogen op Hem, houd je armen naar Hem geheven. ‘Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen?’
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be