Christus Koning van het heelal
20 november 2022
2 Samuël 5, 1-3
Psalm 122, 1-2, 3-4a, 4b-5
Kolossenzen 1, 12-20
Marcus 11, 10
Lucas 23, 35-43
Al verschillende keren dit liturgische jaar was het Koninkrijk van God aanwezig in de zondagslezingen. Drie maal noemde een antwoordpsalm God Koning. ‘De Heer is koning in eeuwigheid, uw God, Sion, heerst over alle geslachten,’ zingt psalm 146. In de tweede brief aan Timoteüs verwees Paulus als volgt naar het toekomstige paradijs: ‘De Heer zal mij (…) behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk.’ Zo hoorden we ook Jezus spreken over het Rijk Gods als de hemelse vervulling van ons diepste verlangen. De 17de zondag leerde Jezus zijn leerlingen bidden om het Koninkrijk: ‘Uw Rijk kome’. We stonden er toen bij stil dat dit Rijk geen staatsvorm is of een natie. ‘Waar vriendschap is en liefde, daar is God,’ schreven we, ‘Dat is het Rijk van God.’ Maar het Rijk Gods is voor Jezus niet alleen het voorwerp van ons verlangen. Het is ook de inhoud van de christelijke verkondiging. De 14de zondag kregen zijn leerlingen de opdracht te proclameren: ‘Het Rijk Gods is u nabij’. Toen al noemden we Jezus degene die het Rijk Gods incarneert. ‘Waar Jezus is, is het Rijk Gods voelbaar aanwezig,’ schreven we.
De laatste zondag van het liturgische jaar erkent en viert de Kerk dat Koninkrijk en Koning één is. Dat Christus, de Koning van het heelal, het richtpunt is van het menselijke bestaan. Dat alleen in Hem de heerschappij van God gestalte krijgt.
In het evangelievers hernemen we de lofzang van het volk dat Jezus koninklijk ontvangt op Palmzondag: ‘Gezegend de komende in de naam van de Heer, geprezen het komende koninkrijk van onze vader David!’ Christus verwelkomen betekent tevens de komst van het komende koninkrijk bezingen. Het Marcusevangelie is het enige dat dit gebeuren verbindt met koning David. Het tweede boek Samuël vertelt hoe David een Messias wordt, een gezalfde. Slechts één is de echte koning van het volk Israël: God zelf. Door de zalving wordt David zijn vertegenwoordiger. Zijn koningschap en dat van zijn nageslacht is niet absoluut, het huis van David leidt het volk namens God. Daarom staat de troon van Davids huis in de tempel.
De tocht die we met Jezus hebben aangevat naar Jeruzalem eindigt vandaag in de Godsstad. ‘Vol vreugde gaan wij naar Gods huis’, zingt het keervers van de antwoordpsalm, ‘Nu mag mijn voet, Jeruzalem, uw poorten binnentreden.’ Toch brengt deze pelgrimstocht ons uiteindelijk niet naar de tempel. ‘De zetels van het recht’ en ‘de troon van Davids huis’ moeten we niet zoeken in het vergankelijke gebouw waarvan Jezus vorige week nog aangaf dat het helemaal verwoest zou worden. Wat is dan de plek waarheen alle stammen van Gods volk optrekken?
‘Toen Jezus aan het kruis hing, stond het volk toe te kijken.’ Zo begint de evangelieperikope op dit hoogfeest. De Koning wordt terechtgesteld. Zijn volk is met verstomming geslagen. Zijn Koninkrijk is veraf. Voor de overheidspersonen, de soldaten en een van de misdadigers wordt Hij mikpunt van hoon. Alle drie hebben ze gehoord van de enorme ambities van deze zogenaamde Messias. Ze weten dat mensen Hem volgen in de hoop op redding. En nu kan Hij niet eens zichzelf redden!
En wij? Wij zijn Hem gevolgd. We hebben niet afgehaakt toen wij zijn radicale woorden hoorden. Standvastig hebben wij onze hoop op Hem gesteld. ‘Bij Hem is heil te vinden’, hebben we gezongen en verkondigd, ‘eeuwig leven, uiteindelijk geluk, de vervulling van ons diepste verlangen’. Hoe groot is nu de bekoring om uit te roepen: ‘Red uzelf en ons!’? En hoever zijn we verwijderd van het soort cynisme dat onvoorwaardelijk geloof ridiculiseert?
Of behouden we de ‘vrees voor God’? Zelfs nu Hij aan het kruis hangt, verdient Hij de eerbied die de Schepper toekomt. Meer nog, juist nu Hij aan het kruis hangt. Vastberaden had Jezus de reis naar Jeruzalem aanvaard toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden. Dat lazen we de 13de zondag. Dit is zijn verheffing. Hij heeft zichzelf vernederd om verheven te worden. Dat heeft Hij gedaan uit liefde. En alleen in die liefde is redding mogelijk. Ziehier Gods Koninkrijk. ‘Jezus, denk aan mij wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.’
‘Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs’, antwoordt Jezus aan de leerling die op het moment van de vervulling trouw blijft. De eerste zondag van deze reeks sprak Jezus ook over vandaag. ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan’. ‘Vandaag’ en ‘thans’ zijn een vertaling van hetzelfde Griekse woord in de grondtekst. In de gekruisigde is de liefde van God zo tastbaar nabij dat het paradijs zich nu aandient. Waar de Koning is, is ook zijn Koninkrijk.
Het dankgebed aan het begin van de Kolossenzenbrief is een vreugdezang van een leerling van Jezus die deze Blijde Boodschap heeft ontvangen en toegelaten in zijn leven. ‘[God] heeft ons ontrukt aan het domein van de duisternis en overgebracht naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon,’ zegt de tekst. Dat is al gebeurd. Bevrijding, vergeving, verzoening en vrede, dat is de erfenis waarin wij delen.
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be