De Schatkamer

27e zondag door het jaar


Jesaja 5, 1-7

Psalm 80, 9 en 12, 13-14, 15-16, 19-20

Filippenzen 4, 6-9

Johannes 15, 16

Matteüs 21, 33-43



Zoals vorige week horen we Jezus spreken tot de hogepriesters en de oudsten. Ze hebben geen tijd gehad om te herstellen van de blamage die ze hebben opgelopen in de vergelijking met de tollenaars en ontuchtige vrouwen. Jezus is echter onverbiddelijk: hier volgt een tweede klap. ‘Luistert naar deze gelijkenis: Er was eens een landeigenaar die een wijngaard aanlegde.’ Onmiddellijk weten de praktiserende Joden waartoe dit zal leiden. Ze kennen de profetie van Jesaja en ze kennen Psalm 80.

De eigenaar verwacht dat zijn wijngaard vruchten voortbrengt, vertelt Jesaja. Hij doet er veel moeite voor om de omstandigheden optimaal te maken. ‘Maar de wijngaard gaf enkel wilde vruchten.’ De inwoners van Jeruzalem – de kinderen van Juda – stelt hij aan als rechters. Zij mogen beslissen of de eigenaar in zijn recht staat als hij zijn wijngaard ontmantelt en overlevert aan de elementen. Voor de slechte verstaander verklaart Jesaja vervolgens het beeld. De eigenaar is God. De wijngaard is het Godsvolk Israël. De kinderen van Juda zijn de bevoorrechte planten. De vruchten waarop de Heer hoopt, zijn recht en de betrachting van recht. De wilde vruchten zijn onrecht en verkrachting van recht. De verzen uit Psalm 80 vertellen hetzelfde verhaal vanuit het perspectief van het Godsvolk. De eerste strofe beschrijft Gods werk in de uitbouw van de wijngaard. De tweede is de vertwijfelde schreeuw van het volk nadat de wijngaard ontmanteld is. Wat dan volgt, is een bede om herstel. ‘God van de heerscharen, keer toch terug.’ Het volk is er zich echter ook bewust van dat ze zelf de oorzaak zijn van de ellende. Ze weten dat zij God de rug hebben toegekeerd. ‘Nooit meer zullen wij U verlaten’, beloven ze en ze geloven dat God zich zal laten vermurwen: ‘Richt ons weer op, laat uw aanschijn over ons lichten, lach ons weer toe en wij zullen gered zijn.’

Reeds vanaf de eerste zin van de gelijkenis die Jezus vertelt, opent zich deze betekeniswereld voor de hogepriesters en de oudsten. Mogelijk zien ze echter nog niet waar Jezus naartoe wil. De hogepriesters en oudsten weten immers perfect hoe het volk honderden jaren voordien voor zijn ongehoorzaamheid aan de wet door God gestraft is met ballingschap. De verwoesting van de tempel is in de geschiedenis van het volk Israël een van de meest traumatische herinneringen. Maar nu is er een nieuwe tempel. En in die nieuwe wijngaard zijn precies de oudsten en de hogepriesters de bewakers van de Wet. Als de eigenaar van de wijngaard vandaag ontevreden is dan zal het zijn vanwege degenen die de Wet aan hun laars lappen. De tollenaars en de ontuchtige vrouwen bijvoorbeeld.

Maar de gelijkenis neemt een andere wending. Jezus brengt een nieuw personage binnen: de vertegenwoordiger van de landeigenaar die de opbrengst van de wijngaard in ontvangst komt nemen. Telkens de eigenaar iemand afvaardigt, wordt die door de wijnbouwers gedood. De tekst maakt niet expliciet waarom. Als echter de zoon van de eigenaar het terrein wordt opgestuurd, horen we wel de redenering van de wijnbouwers: ‘Laten we hem vermoorden en ons zijn erfenis toe-eigenen’. De wijnbouwers beschouwen de oogst en de wijngaard als hun eigendom. Ze verstoten de landeigenaar van zijn rechtmatige plaats. Zoals Jesaja nodigt Jezus zijn toehoorders uit om als rechter op te treden. Zonder dat ze er zich bewust van zijn, veroordelen de hogepriesters en de oudsten zichzelf. Zoals de wijngaard aan andere mensen zal toevertrouwd worden, zo zal het Rijk Gods ontnomen worden aan de religieuze verantwoordelijken van Israël en gegeven aan ‘een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt’.

Wat hebben wij dan fout gedaan?, heeft een van de hogepriesters zich wellicht afgevraagd. Herinner je hoe Jezus in het evangelie van vorige week verwees naar Johannes de Doper. Hij was een vertegenwoordiger van God. Aan zijn oproep tot bekering hebben de machthebbers geen geloof geschonken. Meer nog, hij is uit de weg geruimd door een systeem waarmee de tempelverantwoordelijken zich verbonden. Dat is het lot van elke profeet. Dat zal ook het lot zijn van Gods Zoon, weet Jezus. Hij is de steen die door de bouwlieden is afgekeurd om vervolgens de hoeksteen te worden.

Ondertussen is de wijngaard dus toevertrouwd aan een ander volk. Vraag is wel of het huidige Godsvolk de vruchten van het Rijk Gods opbrengt. ‘Ik heb u uitgekozen uit de wereld, om op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn, zegt de Heer’. Zo klinkt het vers voor het evangelie. Wij mogen ons persoonlijk en als gemeenschap aangesproken voelen. In deze context krijgt de aansporing van Paulus in de tweede lezing een dringend karakter. ‘Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient.’ Dat verwacht de landeigenaar van zijn wijnbouwers. En de vrucht van dit alles is groots: ‘Dan zal de God van de vrede met u zijn.’

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be