De Schatkamer

28e zondag door het jaar

10 oktober 2021



Wijsheid 7, 7-11

Psalm 90, 12-13, 14-15, 16-17

Hebreeën 4, 12-13

Matteüs5, 3

Marcus 10, 17-30




‘Ik bad en inzicht werd mij geschonken, ik smeekte en de geest van wijsheid kwam over mij’. Zo begint de dienst van het woord op deze achtentwintigste zondag. Wijsheid wordt hier voorgesteld als een vrucht van het gebed. Maar wat is wijsheid?

De hellenistische cultuur waarin de jongste geschriften van het oude testament en het geheel van het nieuwe testament zijn ontstaan, zet de wijsheid hoog in het vaandel. Ten diepste gaat het dan om de zoektocht naar het ware geluk. Wijsheid wordt gezien als de kunst om het goede leven te leiden. De weg daar naartoe zoekt de hedonist bijvoorbeeld in het zintuigelijk genot en de epicurist in het persoonlijk welzijn. En een gemiddelde Antwerpenaar uit de eenentwintigste eeuw? Wat meent die nodig te hebben om gelukkig te zijn? 

De gelovige schrijver van het Bijbelse boek Wijsheid zet een aantal dingen alvast opzij. Wat je niet nodig hebt: scepters en tronen, rijkdom, kostbare stenen, goud en zilver, gezondheid en schoonheid. Straffe taal. In de praktijk zijn dit immers de grote aantrekkingspolen. Hoeveel energie gaat er in onze samenleving niet naar het bemachtigen van precies deze aanlokkelijkheden? 

Dit alles valt voor de gelovige zoeker in het niet tegenover de wijsheid die de vrucht is van het gebed. Het geluk met andere woorden dat God je kan schenken. In deze houding plaatsen we ons tijdens de Eucharistie. ‘Verleen ons uw rijkste zegen en laat ons gelukkig zijn’, bidden we met psalm 90. Zijn we er ons van bewust dat we op dat moment meegaan in de straffe visie van het boek Wijsheid? Dat we dus niet uit zijn op rijkdom of macht? En zelfs niet op schoonheid en gezondheid? 

Dat is wat het Matteüsevangelie ‘arm van geest’ noemt. Alleen wie het instinctieve verlangen naar de wereldse rijkdommen opzij kan zetten, bereikt het ware geluk: het Rijk der hemelen. ‘Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen’, verkondigt het vers voor het evangelie. De perikoop uit Marcus die dan volgt, maakt echter duidelijk dat dit geen eenvoudige beweging is. De persoon die zich voor Jezus op de knieën werpt, doet alles goed. Zelfs al volgt hij zijn hele leven lang reeds de richtlijnen van het verbond, toch zoekt hij nog verdere inspiratie bij Jezus. Maar als puntje bij paaltje komt, is hij niet in staat de weg naar het ware geluk in te slaan. Hij botst op een obstakel: hij bezit vele goederen. Impliciet verstaan we dat hij zijn wereldse bezit niet kan loslaten om Jezus te volgen. Zijn aanhankelijkheid aan materiële rijkdom verhindert hem om ‘arm van geest’ te worden. 

Jezus herkent in dit concrete geval een patroon: ‘Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben, het Koninkrijk Gods binnen te gaan!’ Het Griekse woord dat hier vertaald staat als ‘moeilijk’, draagt een interessante beeldspraak in zich. Letterlijk betekent het ‘problematisch voedsel’. Het is als eten dat je niet verteerd krijgt. Het ligt op de maag. Een gelijkaardig beeld van een obstructie vindt Jezus in een gangbaar gezegde om uit te drukken dat iets onmogelijk is: een kameel die door het oog van de naald moet. 

Wat is precies onmogelijk? Zegt Jezus dat iedereen die vandaag bezit heeft nooit in de hemel zal thuiskomen? Dat zegt Hij niet. Zijn stelling is: wil je zelf tot het ware geluk komen dan moet je alle wereldse geneugten kunnen loslaten. De tweede lezing benadrukt dat je dit niet kunt veinzen. God doorziet onze bedoelingen en gedachten. Niets van onze intenties blijft voor Hem verborgen. Hij kent ons hart. Hij weet met andere woorden wat er achter ons bidden schuilt. Of ons psalmgebed om zegen wel ten volle uit is op de wijsheid die van God komt.

Terecht zijn de leerlingen onthutst over deze boodschap van Jezus. Wie is in staat deze stap te zetten? ‘Wie kan dan nog gered worden?’ Zeggen ze onder elkaar. Hun vraag schat de menselijke capaciteiten realistisch in, denk ik. Maar ze onderschatten God. Het is niet omdat wij op obstakels botsen om zelf het Rijk Gods binnen te stappen dat de toegang voor eeuwig versperd is. ‘Dit ligt niet in de macht van mensen maar wel in die van God,’ zegt Jezus. Uiteindelijk is het niet onmogelijk dat wij allen het ware geluk zullen ervaren. Niet omdat we het verdiend hebben maar omdat het ons geschonken wordt. Maar het zijn alleen degenen die hun wereldse verlangens opzij kunnen zetten die er nu al een voorsmaakje van krijgen. 

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be