De Schatkamer

28e zondag door het jaar


Jesaja 25, 6-10a

Psalm 23, 1-3a, 3b-4, 5, 6

Fillipenzen 4, 12-14, 19-20

Vgl. Efeziërs 1, 17-18

Matteüs 22, 1-14



Je zou medelijden krijgen met die arme oudsten en hogepriesters. Opnieuw krijgen ze de volle lading van Jezus. Misschien is het goed toch even te zeggen dat zij zelf de aanleiding gegeven hebben tot deze tirade toen ze Jezus brutaal vroegen waar Hij de autoriteit vandaan haalde om in de tempel te spreken. Bovendien vertelt het evangelie dat tussen de gelijkenis van vorige week en degene die we nu horen, de hogepriesters en oudsten een manier zoeken om ‘zich van Jezus meester te maken’.

Opnieuw opent Jezus een wereld van Bijbelse betekenis met de volgende gelijkenis: ‘Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon.’ Bij kenners van de Joodse heilige Schrift roept dit allerlei teksten op. Onder andere het grootse visioen van Jesaja. ‘Voor alle volken’, ‘een maaltijd van vette spijzen en van belegen wijnen’, ‘de dood voor eeuwig vernietigd’, ‘de tranen gewist’. Eenheid, overvloed, leven en vreugde zullen de kenmerken zijn van onze thuiskomst bij God. Met Jesaja verbeelden we ons dat we op dit feestmaal te gast zijn. Dan zijn wij de mensen die uitroepen: ‘Dat is onze God, op wie wij hoopten!’ En ook: ‘Laat ons jubelen en ons verheugen om de redding, die Hij ons gebracht heeft!’ Wij zijn er namelijk van overtuigd dat God ook ons op dit feestmaal uitnodigt. ‘Gij nodigt mij aan uw tafel’, zingen we met Psalm 23 als antwoord op de eerste lezing, ‘Het huis van de Heer zal mijn woning zijn voor alle komende tijden’. De goede herder zal ons de weg naar dit huis en naar het feestmaal wijzen.

Maar zullen wij volgen? Jezus maakt in zijn gelijkenis duidelijk dat we de vrijheid hebben om ‘nee’ te zeggen. De koning nodigt uit maar zijn gasten willen niet komen. Dus herhaalt en versterkt hij zijn uitnodiging. Maar de gasten hebben andere prioriteiten en vergrijpen zich zelfs aan de boodschappers. Het beeld van de wijnbouwers is niet veraf. Zoals zij ten onder gaan en vervangen worden door anderen, zo wordt met de oorspronkelijke genodigden afgerekend en wordt de uitnodiging opengesteld voor wie maar wil: ‘Zijn dienaars (…) brachten allen mee die zij er aantroffen, slechten zowel als goeden.’

Allen, zonder een uitzondering, zijn wij uitgenodigd op wat Jezus noemt ‘het bruiloftsmaal’. Gasten zullen wij zijn op de bruiloft van de zoon. In Bijbelse context is het huwelijk een prominent beeld van het verbond tussen God en zijn volk. Zoals man en vrouw zich met elkaar verbinden, zo zijn God en volk een onverbreekbaar contract aangegaan op de berg Sinaï. ‘Ik zal uw God zijn en Gij zult mijn volk zijn’, klinkt talloze malen in het Oude Testament. Met Christus opent dit verbond zich voor alle volken van de wereld. De Vader is gehuwd met het volk Israël. De Zoon huwt met de hele mensheid. Zoals in het huwelijksleven van een koppel vraagt dit om een blijvend engagement langs beide kanten. Het bruiloftskleed is daarvan het symbool. Volgens de traditie biedt de koning aan al zijn gasten een bruiloftskleed aan. De gast ontvangt dit kleed en trekt het aan als teken van zijn participatie aan het gebeuren. Het is dus niet zo dat de gast waarover Jezus spreekt in het tweede deel van de evangelietekst geen tijd had om zich om te kleden of geen geld om een fatsoenlijk kleed te kopen. Hij heeft het kleed dat hem werd aangeboden, geweigerd.

Wie ingaat op Gods uitnodiging tot het bruiloftsmaal moet bereid zijn zich door God te laten kleden. Kledij is in de Bijbel steeds een beeld van de identiteit. Iemand die erop staat zijn eigen kledij te houden, is niet bereid zich te bekeren tot Gods identiteit. Hij zegt ‘nee’ tegen zijn Goddelijke roeping. In het vers voor het evangelie vragen wij dus om het nodige inzicht opdat we ons voegen naar het beeld dat God van ons heeft. ‘Moge de Vader van onze Heer Jezus Christus ons innerlijk oog verlichten, om te zien hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept’.

Paulus heeft zich helemaal laten modeleren door Christus. Hij heeft het kleed van de arme en van de rijke gedragen. Hij is door alle mogelijk ups en downs van het leven gegaan. Psalm 23 is hem op het lijf geschreven: ‘Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil, waar Gij mij leidt’. Daarover heeft hij het als hij aan de Filippenzen schrijft: ‘Alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft.’ Door zijn diepe verbondenheid met Christus is het toekomstvisioen van Jesaja voor hem nu al realiteit, te midden van de ellende van onze wereld en zijn geschiedenis. Hij spreekt uit ervaring als hij aan de christenen belooft: ‘Mijn God zal met goddelijke rijkdom in al uw noden voorzien door u de heerlijkheid te schenken in Christus Jezus.’ Als wij op zondag samenkomen om aan te zitten aan Jezus’ maaltijd, mogen wij daar iets van proeven. Maar zorg alsjeblieft dat je niet vergeet het bruiloftskleed aan te trekken dat God je aanreikt!

 

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be