Handelingen 2, 14a.36-41
Psalm 23, 1-3a, 3b-4, 5, 6
1 Petrus 2, 20b-25
Johannes 10, 14
Johannes 10, 1-10
Petrus’ redevoering waarvan we vorige zondag een deel hoorden, besluit vandaag met een bondige samenvatting waarin de handelende personen van de heilsgeschiedenis nog eens op een rijtje worden gezet. Petrus maakt aan zijn Joodse toehoorders duidelijk ‘dat God die Jezus die Gij gekruisigd hebt, tot Heer en Christus heeft gemaakt.’
Met niet mis te verstane woorden heeft Petrus de mensen in Jeruzalem binnengetrokken in het verhaal van God en zijn volk. Het resultaat is heftig. ‘Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen.’ In het Grieks staat er dat hun hart diep doorboord was. Zolang het Jezusgebeuren zich buiten mij bevindt, kan er geen sprake zijn van echt toebehoren. De gedoopte die waarlijk leerling van Jezus wil zijn, moet zich laten raken. Terwijl het hart in onze cultuur eerder een beeld van emotie is, roept het in antieke culturen de kern van de persoon op. Als de apostelen, aangevuurd door Gods Geest, de Blijde Boodschap verkondigen, raken ze de toehoorders in het centrum van hun bestaan. De mystagogische weg wil Christus steeds dieper laten doordringen in ons hart, in onze persoon, in ons leven. Hoe dieper Hij in ons doordringt, hoe dringender de vraag zich bij ons opdringt: ‘Wat moeten we doen?’
Het antwoord is bekering. Zelfs voor ons die ons doopsel pas gevierd hebben, is verdere bekering een must. En al kunnen we niet opnieuw gedoopt worden, ook voor ons is de oproep om zich te laten dopen relevant. ‘Dopen’ betekent immers ‘onderdompelen’. Bekeren is: zich steeds verder laten onderdompelen in Christus. Dan zal ook aan ons gebeuren wat de apostelen op Pinksteren hebben meegemaakt: de gave van de Heilige Geest.
Als je in het boek Handelingen gaat kijken wat volgt op het laatste vers van deze lezing, kom je bij de tekst die we op de tweede Paaszondag hebben beluisterd. De blauwdruk van de christengemeenschap die we daar hebben leren kennen, is gebouwd op de mensen die het traject van zondagen drie en vier hebben afgelegd: toelaten dat het woord doordringt tot de kern van het bestaan, zich verder onderdompelen in Christus en zich aansluiten bij de mensen die vervuld zijn van Heilige Geest. Ben jij mee?
Eerste Petrusbrief
‘Wat moeten we doen?’ vragen de Joodse toehoorders aan Petrus in Jeruzalem. Diezelfde vraag zou ook het startpunt kunnen zijn van de tweede lezing op deze zondag van Pasen. Ok, wij mogen als gedoopten leven in de verwachting van een hemelse zaligheid, wetend dat onze verlossing te danken is aan de levengevende dood van Christus. Maar hoe moet zich dit vertalen in het hier en nu? ‘Geduldig verdragen wat gij te lijden hebt om uw goede daden,’ antwoordt Petrus. In de brief is deze aansporing gericht tot de christelijke slaven. Verdiende straffen verdragen is niets speciaals, zegt Petrus, maar God vraagt meer: het lijden ook doorstaan als het willekeurig en onverdiend is. God rechtvaardigt het gedrag van de tirannieke meester niet. Hij vraagt dat de gedoopte zich door dit gedrag niet uit het lood laat slaan. Hij verwacht van ons dat wij de hoop niet laten varen, ons niet koesteren in cynisme en ons niet laten verleiden zelf agressor te worden. Dat is het voorbeeld van Christus. Sehet - Was? - Seht die Geduld, zingt Bachs openingskoor, Zie - Wat? – Zie het geduld. Het is precies in Jezus’ bereidheid om het onrechtvaardige lijden te doorstaan dat zijn reddende kracht schuilt. Dat is de richting waarin Hij ons als herder leidt.
Evangelie
‘Ik ben de goede herder, zegt de Heer, Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.’ Dat is het vers voor het evangelie deze zondag. Herder is Hij. De schapen mogen op Hem vertrouwen omdat Hij het beste met hen voorheeft. Hij leidt ze naar buiten en gaat ze voor naar weiden waar het goed toeven is. Wat moeten we doen? Ons aan Jezus toevertrouwen en Hem de weg laten wijzen. Johannes voegt toe dat de leerlingen niet begrepen wat Jezus hun wilde zeggen. Merkwaardig eigenlijk, wat Jezus zegt sluit heel sterk aan bij een aantal sleutelteksten uit het Oude Testament. Denk aan Psalm 23. Zo moeilijk is dit toch niet, zou je denken. Of schuilt hier een waarschuwing? Denk niet te snel dat je het begrijpt. Herinner je hoe de twee leerlingen onderweg naar Emmaüs de kern van Jezus’ boodschap niet begrepen hadden. Onnadenkend. Traag van begrip. Zou het ons ook kunnen overkomen? Even kijken. Als je je Jezus als goede herder voorstelt, hoe vul je dit beeld dan verder in? De kans is niet onbestaande dat je de idee cultiveert van een God die ervoor zal zorgen dat jou niets slechts zal overkomen in je leven. Het beeld van een engelbewaarder die je beschermt tegen elke vorm van menselijk lijden. En voor je het weet, noemt de evangelist je dan iemand die het niet begrepen heeft. Wat moeten we doen? Het lijden geduldig dragen. Dat is wat de herder vraagt. Wil Hij dus dat wij lijden? Nee, maar Hij is ervan overtuigd dat de weg naar de groene weiden een moeilijke en pijnlijke weg is. Hij spreekt tot ons uit ondervinding. De overwinning van de opstanding is er maar gekomen via de verschillende staties van de kruisweg.
En dan doet het Johannesevangelie er nog een schepje bovenop. Jezus introduceert een nieuw beeld: ‘Ik ben de deur’. Er is geen andere toegangsweg tot redding. Hoe had Petrus het in zijn brief genoemd? Een onvergankelijke, onbederfelijke, onaantastbare erfenis. Johannes noemt het leven in overvloed. Durf je hieraan te wagen, zegt de Herder aan ons, zijn geliefde schapen. En Ik zal je brengen naar grazige weiden.
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be