Handelingen 6, 1-7
Psalm 33, 1-2, 4-5, 18-19
1 Petrus 2, 4-9
Johannes 14, 6
Johannes 14, 1-12
Handelingen
De eerste lezing van de vorige zondag eindigde met het goede nieuws dat na de redevoering van Petrus 3000 mensen zich aansloten bij de christenen. De snelle groei van de Kerk zoals Handelingen die beschrijft, leidt natuurlijk ook tot problemen. Er ontstaat gemor. ‘Toen in die dagen het aantal leerlingen steeds toenam, begonnen de Hellenisten tegen de Hebreeën te morren’. Niet alleen het aantal is het probleem. De groei impliceert ook een verbreding van het profiel van de mensen die toetreden. Vandaag horen we dat de Hellenisten zich achteruit gesteld voelen tegenover de Hebreeën. Wie zijn zij? Beide zijn Joodse christenen, maar ze hebben een verschillende culturele achtergrond. De Hebreeën zijn opgegroeid in Palestina in een Aramees/Hebreeuwse omgeving. De Hellenisten komen uit de diaspora en hebben Grieks als spreektaal. Terwijl de Jezusbeweging tot stand komt in de context van de Hebreeën, groeien de Hellenisten na Pinksteren snel uit tot een meerderheid.
De inhoud van het gemor raakt een essentieel element van de christelijke identiteit. Op de tweede Paaszondag hoorden we hoe gemeenschappelijkheid en zorg mee de kern vormen van het christelijke leven. De Hellenisten stellen vast dat de onderlinge steun niet gelijk verdeeld is. Dat precies de weduwen daarvan het slachtoffer zijn, raakt ook het hart van Jezus’ verkondiging. De zorg voor de noodlijdende naaste, met name vreemdelingen, weduwen en wezen, is geen detail in het verbond van God met zijn volk. Lees Exodus 22 en de wijze waarop Jezus dit talloze malen benadrukt.
Het gevolg is een meer systematische verdeling van taken. De christelijke gemeenschappen gaan zich organiseren. Je hebt de ‘bediening van het woord’, het zich ‘wijden aan het gebed’ en het ‘ambt van de ondersteuning’. De Griekse terminologie legt een mooie parallel bloot. De zorg heet de ‘diaconie van de tafel’, de verkondiging heet de ‘diaconie van het woord’. Beide zijn ten diepste een dienst aan de mens. Beide zijn constitutief voor het leven van de Kerk.
Eerste Petrusbrief
Ook in haar organisatie en haar structuur blijft de Kerk een realiteit die Gods aanwezigheid op aarde verbeeldt. Je hoort soms zeggen: ‘Ik ben wel katholiek maar ik geloof niet in het instituut’. Dat is nonsens, je kan de twee niet uit elkaar trekken. De groeiende christengemeenschap is geroepen om samen ‘geestelijke tempel’ te zijn. Het Griekse woord voor bouwen is een samenvoeging van ‘huis’ en ‘bouwen’. ‘Laat jezelf huisbouwen’, staat er, ‘tot een geestelijk huis’. Ook als instituut is de Kerk fundamenteel geroepen een geestelijk karakter te hebben. Dat wil zeggen: een concrete verblijfplaats van de Heilige Geest. Dat kan alleen in de mate dat het instituut op Christus gebouwd is. Uiteraard loopt het op dat vlak geregeld mis. Dit vermindert echter niet de relevantie van de roeping. Als gedoopte ben je geen eenmansbedrijf. Je bent een levende steen in een geestelijk bouwwerk. Je maakt deel uit van een geslacht, een priesterschap, een natie. Anders gezegd: een familie, een broederschap, een stam. Dit volk van God is niet zelfgenoegzaam. Zijn bestemming ligt in de verkondiging van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen. Je weet wel: degene die is opgestaan uit de dood. Als gemeenschap staan we Hem ten dienste in de ‘diaconie van het woord’.
Evangelie
Op het eerste gezicht is de evangelielezing van deze zondag enkel een bevestiging en versterking van een centraal idee uit het evangelie van vorige week. ‘Ik ben de deur’, klonk daar. Vandaag zegt het vers voor het evangelie: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer. Niemand komt tot de Vader, tenzij door Mij.’ Meer van hetzelfde dus, lijkt het.
Toch treedt in deze evangelietekst een merkwaardige verdichting op. Het vertrekpunt is nog gelijklopend. Zoals je vorige week het beeld had van de kudde die door de herder van de ene plaats naar de andere wordt gebracht, zo heb je nu het beeld van het huis waar Jezus ons uiteindelijk naar toe zal leiden. Maar dan gebeurt het. Plots blijkt dat zowel het aankomstpunt als de weg ernaartoe zich niet achter horizon van een onbekende toekomst bevinden. Ze dienen zich hier en nu aan in Christus. Kijk naar Jezus en je ziet de weg die we af te leggen hebben. Kijk naar Jezus en je ziet de Vader bij wie we thuis mogen komen.
En het wordt nog straffer. Als je het niet gelooft, kijk dan naar de werken, zegt Jezus. Zie wat gebeurt als Ik spreek, als Ik mensen aanraak, als Ik mijn zending vervul te midden van de mensen. Of kijk naar de werken die je zelf verricht. ‘Wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan Ik zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga.’ Het huis van de Vader waar ruimte is voor velen, daar zijn wij levende stenen van. Dit geestelijk huis dat wij de Kerk noemen is beeld van de werkzame aanwezigheid van het Rijk Gods onder ons. Zolang tenminste Christus de hoeksteen is waarop het geheel gebouwd wordt.
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be