De Schatkamer

eerste zondag van de Advent

1 december 2019


Jesaja 2, 1-5

Psalm 122, 1-2, 3-4a, 4b-5, 6-7, 8-9

Romeinen 13, 11-14

Psalm 85, 8

Matteüs 24, 37-44

Toon ons, Heer, uw barmhartigheid en schenk ons uw heil’, luidt het vers voor het evangelie. Zo plaatsen we ons voor onze God bij het begin van het nieuwe kerkelijke jaar. Biddend. Smekend. Uitkijkend. We vertrouwen erop dat onze God iets te bieden heeft: barmhartigheid en heil. De eerste term heeft met liefde te maken. Aan God schrijven we overvloedige liefde toe die zachte welwillendheid in zich draagt. Deze liefde willen we zien. De tweede term kan in de Hebreeuwse grondtekst ook verstaan worden als redding. Het woord roept het welzijn op dat ontstaat uit volledige bevrijding. Dit woord is ook de basis van de naam Jezus. ‘God redt’, mogen we zijn naam vertalen. We bidden om geluk en verlossing. We bidden om Jezus. Hem willen we ontvangen.

De evangelietekst drukt de gelovigen op het hart zich op zijn komst voor te bereiden. ‘Weest waakzaam’, klinkt het in Bijbelse bewoordingen. In de laatste hoofdstukken van het Matteüsevangelie functioneert deze oproep als een refrein. De verwachting van Jezus’ komst moet zich vertalen in een concrete manier van leven. ‘Laten we ons ontdoen van de werken der duisternis en ons wapenen met het licht,’ schrijft Paulus aan de Romeinen. Concreet spoort hij de christenen aan zich te onthouden van braspartijen en drinkgelagen, van ontucht, losbandigheid, twist en nijd. Wie uitkijkt naar Christus kan zich niet richten op zondige begeerten. En andersom.

De verwijzing naar Noach geeft de evangelische oproep een alarmerend karakter. De mensen in Noachs tijd hadden geen benul van de dringendheid tot bekering. Ze vermoedden niets totdat de zondvloed kwam en alles vernietigde. Zozeer waren ze opgegaan in hun verkeerde wegen. Het boek Genesis verwoordt de aanleiding tot de zondvloed als volgt: ‘Toen de HEER zag hoezeer op de aarde de boosheid van de mensen was toegenomen en hoezeer de begeerte van hun hart de hele dag naar het kwade uitging, kreeg Hij spijt dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en Hij was er zeer verdrietig om.’ De mens gaat zijn eigen ondergang tegemoet omdat hij verblind is door de begeerte van het hart. Hoe verschrikkelijk zou het zijn, mochten wij in dezelfde val trappen. Vandaar de alarmbel: ben je zeker dat je niet even blind bent als de mensen in Noachs tijd? Vandaar ook de gebiedende wijs: ‘Weest bereid!’ Als Christus komt, moet je klaar staan en dat vraagt de voorbereiding die Paulus beschreven heeft. Het ene loslaten om je voluit te richten op het andere. De begeerte achterlaten om het heil van de redding te ontvangen.

De eerste lezing en de psalm maken duidelijk dat het hier niet uitsluitend gaat over het individueel heil. De toekomst van de hele mensheid staat op het spel. Jesaja verwoordt het in een groots visioen over Gods berg die oprijst boven alle andere. Hij heeft het over de Sionsberg waarop de tempel staat. Het is goed om weten dat de Sion niet veel meer dan een heuvel is. Een molshoop in vergelijking met het noordelijke gebergte van de Hermon, bijvoorbeeld. Naar onze context vertaald, heeft Jesaja het over de dag dat Scherpenheuvel oprijst boven de Mount Everest. Op dat moment wordt de God van Israël het middelpunt van de wereld. ‘Alle volkeren zullen erheen stromen en talloze naties erheen trekken.’ Deze fysieke beweging vertaalt zich in een manier van leven. De hele mensheid zal zich door God de weg laten wijzen en allen zullen zijn paden bewandelen. Recht en vrede zullen het gevolg zijn.

De psalm laat horen wat deze mensenmassa onderweg naar Gods tempel zal zingen: ‘Hoe blij was ik, toen men mij riep: wij trekken naar Gods huis!’ Het individuele heil situeert zich in de gezamenlijke beweging. Grote vreugde is het gevolg. Op de eerste adventszondag scharen wij ons in deze processie. Naar Gods Rijk zijn wij onderweg. Zijn paden willen wij gaan. Zijn Wet mag ons richten. Vrede en recht hopen wij daar te vinden. Diepe vreugde vervult ons nu al.

Nochtans zijn we er nog niet. De richting is duidelijk maar de eindmeet ligt nog veraf. De boosheid van de mensen en de begeerten van hun hart zijn ook vandaag drijfveren in het menselijke bestaan. Scherpenheuvel rijst niet uit boven de Everest. Meer nog, het beeld komt lachwekkend onrealistisch over. Wie vertrouwt zich toe aan zo’n visioen? Ben jij er vandaag toe bereid om met hart en ziel, met lijf en leden uit te kijken naar de dag die zo onrealistisch lijkt? Juist omdat dit niet vanzelfsprekend is, staat vandaag het smeekgebed centraal: ‘Laat ons uw barmhartigheid zien, geef ons uw heil, o Heer’. Hij plant het verlangen in ons, Hij geeft ons de moed om in beweging te komen. Wie zijn overvloedige liefde ontvangt, dorst naar zijn reddende hand. Het uur is gekomen om uit de slaap te ontwaken. Dit is advent.

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be