Handelingen 13, 16-17, 22-25
-
Matteüs 1, 1-25
in de nacht
Jesaja 9, 1-3, 5-6
Psalm 96, 1-2a, 2b-3, 11-12, 13
Titus 2, 11-14
Lucas, 2, 10-11
Lucas 2, 1-14
bij dageraad
Jesaja 62, 11-12
Psalm 97, 1 en 6, 11-12
Titus 3, 4-7
Lucas 2, 14
Lucas 2, 15-20
in de dag
Jesaja 52, 7-10
Psalm 98, 1, 2-3ab, 3cd-4, 5-6
Hebreeën 1, 1-6
-
Johannes 1, 1-18
Geen enkele kerkelijke feestdag heeft zo’n uitgebreid gamma aan liturgische diensten als Kerstmis. De oude traditie is bewaard: een mis op de vooravond, in de nacht, bij de dageraad en in de dag. Op de vooravond horen we over Jezus’ geboorte in de versie van Matteüs. ’s Nachts en bij dageraad de versie van Lucas. Overdag genieten we van Johannes’ poëtische bewerking. Telkens geeft Jesaja kleur aan het geheel in de eerste lezing. Op de vooravond kondigt de profeet Gods toewending naar het volk aan. Paulus verbindt dit met de belofte van God aan David: een Verlosser voor Israël. Jezus is de nakomeling van David in wie dit realiteit wordt. In de nachtmis spreekt Jesaja over de Zoon die als vredevorst geboren wordt. Paulus geeft betekenis aan dit gebeuren: ‘De genade van God, bron van heil voor alle mensen, is op aarde verschenen’. ’s Ochtends stelt Jesaja deze bron van heil voor als Redder. Paulus geeft een dubbele naam aan deze redder: ‘De goedheid en mensenliefde van God onze Heiland is op aarde verschenen’. Hij benadrukt dat de redding een daad van barmhartigheid is. In de dagmis openbaart het heil zich aan de hele schepping: ‘Alle grenzen der aarde hebben het heil van onze God aanschouwd’. De Hebreeëntekst verbreedt het perspectief zelfs nog. Het krijgt een hemelse draagwijdte die de dimensies van tijd en ruimte overstijgt.
Zoals in de advent zijn de verzen voor het evangelie veelzeggend om de juiste accenten te leggen in de verschillende diensten. ‘Morgen zal het kwaad van de aarde worden gedelgd en de Redder van de wereld zal over ons heersen’. Op de vooravond spreken we nog van morgen. In ons leeft het diepe verlangen naar een Redder die het heft in handen neemt in onze wereld. Er is namelijk sprake van kwaad dat gedelgd moet worden. Het werkwoord ‘delgen’ veronderstelt dat een tekort wordt aangevuld. Er is een gat in ons hart en in onze wereld. Het lijkt oneindig diep. We krijgen het zelf niet gevuld. We kijken uit naar iemand die deze leegte delgt. ‘Hij zal zijn volk redden uit hun zonden’, zegt de engel tot Jozef. Het zwarte gat van de mensheid is de zonde. Iedereen voelt dat de macht van de zondigheid schier oneindige proporties aanneemt. Alleen de Heilige zelf kan hier tegenop. De diepste identiteit van Jezus zal precies daar liggen: Hij is kind van de Heilige Geest, ‘God met ons’.
‘Ik verkondig u een vreugdevolle boodschap: heden is u een Redder geboren, Christus de Heer’. Wat op de vooravond nog voor morgen is, wordt in de nachtmis iets voor vandaag: ‘heden’. De engel spreekt tot de herders maar brengt een boodschap voor heel het volk. Hij spreekt tot allen die in het open veld van het bestaan hun schaapjes op het droge willen krijgen. Hij spreekt tot ons. In het Grieks staat dat de engel ‘evangeliseert’. Aan ieder die leeft in de angst dat er geen toekomst is, brengt hij het goede nieuws dat de Redder geboren is. In onze taal is ‘geboren’ verwant met ‘gebeuren’. Er is een gebeurtenis die ons bevrijdt uit de hopeloosheid van het bestaan. Deze gebeurtenis is een mens, een gezalfde Gods: Christus. Het kind in de kribbe is daarvan het levende teken.
‘Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft’, klinkt als vers voor het evangelie op de kerstochtend. Het was de laatste zin van de evangelielezing in de nachtmis. Een hemelse heerschare zingt het voor de herders. Het is alsof de hemelse hofhouding dit lied wil aanleren aan de ongeletterde herders opdat ze weten wat ze moeten doen als ze oog in oog zullen staan met de Redder van de wereld. Aan God eer en aan de mensen vrede: dat is wat er gebeurt als God mens wordt. Het lied is met andere woorden een erkenning van Gods onmetelijke geschenk. Door het zingen, zegt het evangelie van Lucas, verheerlijk je God. Nadat de herders gezien hebben wat er gebeurd was in Betlehem, keerden ze terug, lezen we in de ochtendmis, ‘terwijl ze God verheerlijkten en loofden’. We weten dus wat ze zongen. Ze maakten dit trouwens ook bekend aan anderen. De woorden komen ook tot bij ons. Nemen wij ze over?
‘Wij staan in het volle licht van deze dag: komt, laten wij de Heer aanbidden. Want heden daalde een groot licht op aarde neer.’ Zo luidt het vers in de hoogmis op Kerstdag. Het is nu inderdaad aan ons. Wij hebben Gods heerlijkheid aanschouwd, zegt de proloog uit het Johannesevangelie, want de Eniggeboren Zoon heeft de Vader doen kennen. God heeft zich onder ons gevestigd. Hij heeft zijn tent tussen ons opgeslagen, zegt de Griekse tekst letterlijk. Hij is het ware Licht, dat elke mens verlicht. Dat licht is het leven. Dit leven is in het Woord. Dit Woord is God. Hier staan wij in het volle licht dat zich schenkt aan de mensheid. ‘Laten wij de Heer aanbidden’, zegt het vers voor het evangelie. In de mis doen we dit zingend. In het leven doen we dit met handen en voeten, met ons doen en laten. Wij zijn geroepen een leven te leiden dat God verheerlijkt en in al zijn aspecten aanbidding is. Het hele kerkelijke jaar lang zullen we verkennen wat dit precies inhoudt.
kathedraal Antwerpen - Groenplaats 21 - 2000 Antwerpen
www. dekathedraal.be info@dekathedraal.be