De Schatkamer

Palmzondag


Marcus 11, 1-10

Jesaja 50, 4-7

Psalm 22, 8-9, 17-18a, 19-20, 23-24

Filippenzen 2, 6-11

Filippenzen 2, 8-9

Marcus 14, 1-15, 47



In het missaal  van de zondagseucharistie luidt een van de mogelijke inleidingen op de eerste viering van de Goede Week: ‘Vandaag vieren wij dat Christus zijn stad Jeruzalem is binnengegaan om er het paasmysterie van zijn lijden, sterven en verrijzen te voltrekken. Zoals de kinderen van Israël met palmen de Heer tegemoet gingen en Hem met hun Hosanna toejuichten, willen wij nu in deze palmprocessie met geloof en vertrouwen die intocht herdenken. Wij willen de Heer volgen op zijn weg en Hem vragen dat Hij ons laat delen aan het mysterie van zijn kruis om ook eenmaal deel te hebben aan de verrijzenis en het eeuwig leven.’

Deze zondag heeft een uniek kenmerk. We lezen twee evangelieteksten. Bij het begin van de dienst horen we vertellen hoe Jezus Jeruzalem binnentreedt. In de eigenlijke woorddienst volgt dan het passieverhaal zoals Matteüs het ons presenteert.

Dat Jezus op een ezel binnengaat in de Godsstad Jeruzalem is veelzeggend. Dit is een koninklijke entree. Hier komt de Messias! Op het eerste gezicht kan het een paradox lijken. Rijden koningen niet te paard? Is een ezel niet te min? Het eerste boek Koningen vertelt dat Salomo op een muildier naar zijn zalving tot koning optrekt. Het beeld benadrukt niet de nederigheid maar de vredelievendheid. Een koning die de macht grijpt en een schrikbewind instelt, bestormt de stad te paard. De koning die de wijsheid van God vertolkt, betreedt de stad op een ezel. De eerste lezing herinnert ons aan de profetie van Zacharias die aankondigt dat Jeruzalem zo’n koning zal zien binnenrijden. ‘Zachtmoedig en gezeten op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier’. Die koning verwelkomen wij in de eerste liturgische dienst van de Goede Week. Met het volk roepen wij uit: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!’. Dit is de Hebreeuwse manier om te zeggen: Welkom aan degene die God hier aanwezig stelt. De Hebreeuwse uitroep ‘Hosanna’ betekent: Red ons alstublieft! We hebben hoge verwachtingen van onze koning. Dat Hij verlossing brengt van de machten en krachten die ons beangstigen en verslaven. Dat Hij ons het ware leven toont: bron van leven, licht van het bestaan, leven sterker dan de dood. Paradoxaal genoeg biedt deze redder zich vervolgens aan als slachtoffer van de wereldse macht. De zondag van de feestelijke ontvangst wordt ook de zondag van zijn passie.

In dit korte bestek is het onmogelijk in te gaan op het passieverhaal in zijn geheel. Dat de Kerk kiest om op deze zondag de gewoonte los te laten om korte perikopen te kiezen als evangelielezing is veelzeggend. We dompelen ons onder in Jezus’ lijden en dood. Niet wat er gebeurd is, staat centraal. Belangrijk is wat dit voor ons betekent. De inleiding in het missaal verduidelijkt dat we door de liturgie met Jezus op weg gaan in de hoop te kunnen delen in het mysterie van zijn kruis. Ons uiteindelijke doel is deel te hebben aan de verrijzenis en het eeuwig leven.

De andere lezingen geven diepgang aan het lijdensverhaal van Jezus. De lijdende dienaar in de profetie van Jesaja lijkt wel de spreekbuis van de gefolterde en stervende Jezus: ‘Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten, en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden’. Dit krachtig getuigenis van een mishandeld slachtoffer is omgeven met Goddelijke nabijheid. ‘God de Heer heeft tot mij gesproken’, zegt de lijdende dienaar. Het is God zelf die in mensen de capaciteit zaait om de onrechtvaardigheid van zinloos lijden te dragen. ‘God de Heer zal mij helpen’, vervolgt hij. Vertrouwend op Gods kracht behoudt het onschuldige slachtoffer het perspectief op redding.

En toch antwoorden we op deze geloofszekerheid met een van de meest deprimerende zinnen uit de psalmen. ‘Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij?’ is de opening van psalm 22. Het Godsvertrouwen van de lijdende dienaar betekent blijkbaar niet dat het onschuldige slachtoffer onaantastbaar is. Lichamelijk, psychologisch en spiritueel is een mens kwetsbaar. De verlatenheid doet een oerkreet opwellen, gericht op een God die uit het zicht verdwenen is. Ontelbaar de mensen die dit lot van de psalmist al hebben gedeeld. Ook Jezus. Wie met Jezus de weg naar Pasen gaat, plaatst zich uitdrukkelijk in deze ervaring. Het is de mensheid die het uitschreeuwt. Volgt er een antwoord? De psalm is in ieder geval niet zonder hoop. De beschrijving van de ellende wordt gevolgd door een gebed om steun, de belofte om Gods lof te verkondigen en de vervulling van die belofte: de oproep aan allen om God hulde te brengen.

Terwijl dit perspectief nog niet uitgewerkt wordt in het passieverhaal, maakt de tweede lezing glashelder dat Jezus’ lijden en dood niet hopeloos is, integendeel. Ten eerste is zijn lijden een vorm van gehoorzaamheid waarin Hij zich ontledigt en vernedert. In Jezus beweegt God zich naar de mens. Ten tweede is dat de grond van zijn verheffing. Slechts omdat Hij zijn roeping in de diepte vervult, bereikt Hij zijn bestemming in de hoogte. Ten derde geeft dit geheel betekenis aan het leven in het hele universum. Zo cruciaal is deze gedachte dat het vers van het evangelie de tekst van Paulus herhaalt: ‘Christus is voor ons gehoorzaam geworden tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is’. Daarom durven wij de paradoxale woorden in de mond te nemen: Wij vieren het lijden van Jezus.

 

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be