De Schatkamer

Pasen


Handelingen 10, 34a, 37-43

Psalm 118, 1-2, 16ab-17, 22-23

Kolossenzen 3, 1-4

1 Korintiërs 5, 7b-8a

Johannes 20, 1-9


Het evangelie van de Paaswake vertelt over de wederwaardigheden op de ochtend na de sabbat die volgde op Jezus’ dood. Matteüs legt de nadruk op de verkondiging van de grootse boodschap van zijn verrijzenis. Maria Magdalena en de ander Maria zijn getuige van een indrukwekkend gebeuren. Een hevige aardbeving, een engel van de heer die neerdaalt uit de hemel, het wegrollen van de steen, de schittering van het engelenkleed, het zijn alle zintuigelijke waarnemingen die diepe indruk maken. Dit alles wil de harten klaarmaken voor een magistrale boodschap: ‘Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft.’ Vrees en grote vreugde zijn het resultaat bij de vrouwen die dit nieuws ontvangen. Zouden zij begrepen hebben wat de engel te zeggen had? Waarschijnlijk niet. Wie kan zich iets voorstellen bij de verrijzenis? Ze hebben echter goed verstaan dat hun een opdracht gegeven is: naar de leerlingen te gaan en hen te melden dat ze naar Galilea moeten gaan waar ze Christus zullen zien. Deze opdracht van de engel krijgen ze zelfs nog eens bevestigd door de Verrezene zelf: ‘Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan en daar zullen zij Mij zien.’ 

Op Paaszondag blijkt dat Petrus deze Godsopenbaring verinnerlijkt heeft. Het boek Handelingen vertelt hoe hij getuigenis aflegt over Jezus: ‘Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord. God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan.’ Christus’ afschuwelijke dood is goed nieuws geworden. De tragiek van het onschuldige slachtoffer wordt reden tot feest: ‘Ons Paaslam is geslacht: Christus zelf. Wij moeten ons feest vieren in de Heer’, zegt het vers voor het evangelie. 

Hoe is Petrus tot geloof gekomen? Het zondagsevangelie uit Johannes geeft de geleidelijkheid  van dit proces weer. Als Maria Magdalena haar vaststelling over het graf aan de twee leerlingen bekendmaakt, volgt een veelzeggende reeks werkwoorden. Ze gaan naar buiten, ze gaan en ze lopen. De ene snelt vooruit, komt aan, ziet en gaat niet naar binnen. Petrus volgt, komt aan en gaat wel binnen. Hij ziet. De andere leerling gaat naar binnen, ziet en gelooft. Ze hebben niet begrepen. De leerlingen leggen letterlijk een hele weg af. Ze maken een beweging die hen geleidelijk dieper in het graf leidt en hen doet zien. Vanuit dit inzicht kan blijkbaar geloof volgen, dat vervolgens in spanning staat met begrijpen. De Johannestekst gebruikt het woord ‘geloven’ in absolute vorm. Nergens staat wat de leerling gelooft. Het is de uitdrukking van diepe verbondenheid met Jezus’ ware identiteit, gelinkt aan het inzicht in het Goddelijke moeten waarmee deze evangelietekst afsluit: ‘dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan’. 

Wat we in de Paasnacht herinneren, wordt op Paaszondag onmiddellijk reden tot verkondiging. ‘Wij getuigen,’ zegt Petrus in de Handelingen, ‘Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken, en te getuigen’. Dat volk zijn wij. Vertrekkend van het lege graf, komt ons een blijde boodschap aangewaaid via de mannen in stralend wit kleed, de vrouwen met de welriekende kruiden en de leerlingen die van ongeloof naar geloof evolueren. Zij verkondigen ons: ‘Jezus van Nazaret is de door God aangestelde rechter over de levenden en de doden’ en ‘ieder die in Hem gelooft verkrijgt door zijn Naam vergiffenis van zonden’. Merk op dat Petrus’ verkondiging zich niet focust op de gebeurtenissen in en rond het graf. Uiteindelijk gaat het over Jezus’ betekenis voor de wereld en voor de gelovigen. 

Dat is ook de boodschap van Paulus’ woorden aan de christenen van Kolosse. Door het doopsel zijn wij met Christus gestorven en zijn wij met Christus ten leven gewekt. Ons leven is verborgen in God en Christus is ons leven geworden. Dit dient zich te vertalen in onze levenskoers. ‘Zoekt wat boven is’. ‘Zint op het hemelse’. Met andere woorden: op Paaszondag vieren we niet wat 2000 jaar geleden in Jeruzalem gebeurd is. We vieren hoe Jezus van Nazaret hier en nu ons leven fundamenteel richt op Gods heerlijkheid. ‘Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt’, jubelen we met de grootse psalm 118, ‘wij zullen hem vieren in blijdschap’. Jezus is een verworpen steen die tot hoeksteen is geworden. Dat maakt dat ik niet zal sterven maar zal leven. Van nu af heeft mijn leven alleen met God van doen: ik zal mijn leven lang ‘alom verhalen het werk van de Heer’. 

kathedraal Antwerpen  -  Groenplaats 21  -  2000 Antwerpen

www. dekathedraal.be           info@dekathedraal.be